Duitse Mauser Selbstlader M1916

Duitse Mauser Selbstlader M1916, ook gekend als ‘Fliegerkarabiner’

Mauser Selbstlader Model 1916
Type Karabijn
Model Mauser Selbstlader model 1916 
Gemaakt door  Oberndorf 
Gebruikt door  Duitse luchtmacht tijdens de Eerste Wereldoorlog 
Datering  1916 
Afmetingen  115cm (L) 
Gewicht  4,820kg 
Waar te vinden binnen het War Heritage Institute Legermuseum, reserve 

 

Unieke werking

Dit geweer is een semiautomatische karabijn met een laadcapaciteit van 25 patronen. Het heeft een houten kolf die doorloopt tot ongeveer halverwege de loop. Net achter het magazijn zit een zeer distinctieve bult. Een klepvizier achteraan heeft gradaties voor een instelling tussen 200 en 2.000 meter. Het frontvizier kan naargelang de luchtweerstand en de windkracht met een vijs aangepast worden. Een opvallend kenmerk is de gevleugelde en gegroefde grendelknop die bovenop de grendel zit.

In het begin van de 20e eeuw staat het zelfladende vuurwapen nog in de kinderschoenen. Het meest voorkomende principe is dan de ‘recoil operation’, waarbij de energie van elk schot wordt aangewend om de loop en grendel naar achteren te bewegen. Het grendelblok en de loop worden losgekoppeld van elkaar, waarbij de lege huls kan worden uitgeworpen en een nieuwe patroon in de kamer van de loop komt.

De werking van dit Duitse geweer is echter helemaal anders én uniek. Dit wapen is 'inertially operated': het maakt ook gebruik van de energie van de terugslag na elk schot om de volgende patroon te laden, maar op een heel andere manier. Het fundamentele onderdeel is een speciale mobiele plaat op veerspanning in het staartstuk die onafhankelijk van de rest van het geweer beweegt, maar er wel mee in verbinding staat. Bij elk schot beweegt het hele geweer naar achter door de terugslag, uitgezonderd deze mobiele plaat die immobiel blijft ten opzichte van het geweer. 

De automatische lading van het wapen gebeurt door de interactie tussen deze twee onderdelen. Tijdens het schot wordt de kamer via het grendelstuk afgesloten dankzij twee interne 'flappers' aan weerszijden van het staartstuk. Op de flappers bevindt zich een rollend element dat in speciaal daarvoor gemaakte uithollingen in het plaatje past. Dankzij dit rollend element kan de ontgrendeling plaatsvinden, waarbij de axiale beweging van het plaatje omgezet wordt in de radiale beweging van de flappers. Deze flappers worden dus opzij geduwd. Hierdoor kan de grendel losgekoppeld worden van de loop en onder invloed van de kracht van de terugstoot naar achteren bewegen, voldoende om een nieuwe patroon vanuit het magazijn naar boven te laten komen en opnieuw te laden.

Mauser Selbstlader Model 1916

Wist je dat...

• Paul Mauser tragisch genoeg een oog verloor tijdens een van de testen van zijn voorgaande prototypes?
• recent twee exemplaren geattesteerd zijn in de regio rond de Khyberpas in Afghanistan/Pakistan?
• de afsluiting tussen de loop en de houten voorkolf uit asbest bestaat, om te voorkomen dat het hout de hitte van de loop zou opnemen?
• er ook een ‘infanterieversie’ werd vervaardigd, met een iets langere loop en zonder de houten uitstulping aan het magazijn? Deze is nog zeldzamer.

Wat maakt deze Mauser Selbstlader tot topstuk?

De productie van semiautomatische schoudervuurwapens was in het begin van de 20e eeuw nog onontgonnen terrein, waardoor soms zeer vreemde en onpraktische mechanismen ontwikkeld werden, zoals bij deze Mauser Selbstlader 1916. Sommige ontwerpen in vuurwapentechnologie zijn dan ook (terecht) enkel nog in gespecialiseerde geschiedenisboeken terug te vinden. Met de kennis van vandaag is het makkelijk om dergelijke pogingen af te breken, maar de context van de tijd moet zeker in overweging worden genomen.
Dit is een zeer zeldzaam en historisch interessant - maar slecht gekend - vuurwapen. Door de overdreven complexe werking en dure productiekosten werd slechts een 600-tal exemplaren gemaakt en op dit moment zijn wereldwijd amper een 10-tal exemplaren gekend.
Het wapen werd niet serieus overwogen door de Duitse landmacht, ondanks zijn enorm vergrote vuurvermogen ten opzichte van de grendelacties die standaard waren in die tijd.

Het mechanisme was immers zo delicaat en de metallurgie in die mate precies dat het enkel werkte in perfecte omstandigheden. Elke patroon moest afzonderlijk ingevet worden. Dit was natuurlijk desastreus in combinatie met modder of stof (steeds van de partij tijdens de Eerste Wereldoorlog), elementen die het vet als een magneet aantrok. Wel zouden de vliegeniers en de zeppelin- en ballontroepen van het Duitse keizerlijke leger het officieel in gebruik nemen. In de propere, meer gecontroleerde omgeving van een vliegtuig of zeppelin doken immers veel minder problemen op.

-Arthur Van Rossem, collectiebeheerder Draagbare Vuurwapens, War Heritage Institute