Wapens en Harnassen
Onze collectie biedt een fascinerend inzicht in meer dan duizendvierhonderd jaar militaire geschiedenis, met een sterke focus op het Europese strijdtoneel, maar ook met aandacht voor de wereldwijde context.
De evolutie van wapens en verdedigingsmiddelen wordt prachtig geïllustreerd in de collectie, met een duidelijke aanpassing van militaire uitrusting en tactieken door de eeuwen heen. Historisch geworteld door de Manufacture d’Armes de l’État in Luik en verrijkt met bewaargevingen en gulle giften van onder andere de École d’Infanterie, Graaf de Ribaucourt, Georges Titeca, en vele anderen, omvat de collectie een uitgebreid overzicht van blanke wapens uit verschillende periodes en van alle Europese mogendheden, van de Oostenrijkse periode tot na de Tweede Wereldoorlog.
Een belangrijke aanvulling op de collectie is de zogenaamde Hallepoort-collectie, waarin harnassen, middeleeuwse blanke wapens - dat start met exemplaren uit de Merovingische vijfde eeuw -, vuurwapens, middeleeuwse en vroegmoderne artillerie, jachtwapens, vlaggen en uniformonderdelen te vinden zijn. Bijzonder interessant is ook het overzicht van Aziatische en Oosterse wapens en harnassen, dat een waardevolle aanvulling vormt op het bredere beeld van de militaire geschiedenis.
Met maar liefst 564 harnassen en harnasonderdelen, 12.645 blanke wapens en toebehoren, 1.589 stokwapens en 322 slagwapens en werpwapens, biedt deze collectie een indrukwekkende en uitgebreide verzameling van militaire artefacten.
Evolutie van de Hallepoort-collectie
De indrukwekkende collectie 'wapens en harnassen' van de Hallepoort vindt haar oorsprong in de vijftiende eeuw, toen Anton van Bourgondië - zoon van Filips de Stoute, jongere broer van Jan zonder Vrees en hertog van Brabant (1404-1415) - in 1406 een wapenarsenaal in het Brusselse Coudenbergpaleis oprichtte. Deze wapenkamer herbergde persoonlijke harnassen, diplomatieke geschenken en oorlogstrofeeën. Gedurende de eeuwen werd het arsenaal voortdurend aangevuld, onder andere met bijdragen van de Habsburgers. Toch onderging de verzameling ook onverwachte verliezen, zoals de brand die in 1731 het paleis verwoestte.
Het lot van de collectie nam een internationale wending: bij de troonsafstand van Keizer Karel in 1555 werden zijn harnassen naar Madrid overgebracht, en in 1794, toen de Oostenrijkers halsoverkop voor de Franse revolutionairen vluchtten, werden vele stukken naar Wenen verhuisd. Hierdoor verspreidden de schatten van het Brusselse wapenarsenaal zich over verschillende Europese steden.
Het overgebleven deel van de collectie dat tijdens de Franse en Nederlandse overheersingen op de zolders van het Nassaupaleis in Brussel werd opgeslagen, werd eigendom van de jonge Belgische Staat. De verzameling groeide en diversifieerde, wat in 1835 leidde tot de oprichting van het Museum van Oude Wapens, Harnassen, Kunstwerken en Numismatiek. In 1847 vond deze collectie onderdak in de Hallepoort, een overblijfsel van de tweede Brusselse omwalling uit 1381, en kreeg het de naam Koninklijk Museum voor Oudheden, Harnassen en Artillerie. De afdelingen Oudheden en Etnografie verhuisden later naar het Jubelpark in 1889 en 1906, maar de wapens en harnassen bleven in de Hallepoort, waardoor de collectie haar bijnaam kreeg. Het museum werd later omgedoopt tot de Koninklijke Musea voor Decoratieve en Industriële Kunsten, en de Hallepoort fungeerde als een bijhuis. Na verloop van tijd bleek het gebouw echter ongeschikt als museum en moest het in 1976 noodgedwongen de deuren sluiten.
Een nieuwe bestemming voor een deel van de collectie ontstond toen het idee werd geopperd om deze onder te brengen in het Koninklijk Legermuseum, dat in 1910 was opgericht en sinds 1923 gevestigd was op de site van het Jubelpark. In 1987 kwam de verzameling aan in het Legermuseum, waar een speciale opslagruimte en tentoonstellingszaal werden ingericht om de stukken in optimale omstandigheden te bewaren en tentoon te stellen.